In 2013 werd topadvocate Liesbeth Zegveld gebeld. Stel dat de Staat buitensporig geweld had gebruikt bij de beëindiging van de Molukse treinkaping in 1977, verzuimd had zijn eigen handelen te onderzoeken en bewust informatie had achtergehouden, zou zij die zaak dan voor de rechter willen brengen? Ze aarzelde niet, ondanks stevige weerstand vanuit Defensie en onbegrip van velen – ze had eerder oorlogsslachtoffers bijgestaan, en dit waren toch zeker daders? Want dat er in deze zaak onthutsend veel onduidelijk was, was zeker. In Ik wil de waarheid maakt de lezer de rechtszaak van binnenuit mee, de hoorzittingen, getuigenverhoren, reconstructies, gesprekken met deskundigen en met nabestaanden van de omgekomen kapers Hansina Uktokselja en Max Papilaja. Het gebrekkige onderzoek door de Staat werd door de rechters bewezen geacht, maar Zegveld verloor de zaak. Toch laat Ik wil de waarheid zien dat ook een verloren zaak betekenis kan hebben. Het toont Zegveld in haar bewonderenswaardige gedrevenheid om de waarheid boven water te krijgen. Want als íéts Zegveld drijft, dan is het wel het besef dat staatsmacht dodelijk kan zijn en dat we het handelen van de Staat voortdurend kritisch tegen het licht moeten houden – omdat de Staat er voor ál zijn burgers dient te zijn.