Tot 1815 waren Europeanen hun leven niet zeker op de Middellandse Zee. Rovers uit Noord-Afrika maakten de wateren onveilig en joegen ijverig op schepen, ook onder de Nederlandse vlag. De gevaren waren serieus: zeelui konden eindigen als slaven in Algiers, Tunis en Tripoli. Lange tijd stonden Europeanen machteloos, totdat ze besloten om samen te gaan werken. Na de ondergang van Napoleon trokken de staten van Europa ten strijde tegen de gedeelde dreiging van de Barbarijse Kust, een samenwerking waar de Middellandse Zee voorgoed door zou veranderen. Nederland speelde hierbij een vrijwel vergeten sleutelrol: mondige kapiteinsvrouwen in Vlaardingen, verhitte commandanten van de Koninklijke Marine en angstige kooplui uit Amsterdam namen het voortouw bij de bestrijding van piraterij. In De laatste dagen van
Barbarije volgt Erik de Lange hun koers langs gedeelde bombardementen, desastreuze zeeslagen, wankele allianties en de belangrijkste koloniale invasie van de negentiende eeuw. Wat voor Europeanen draaide om veiligheid op zee, bleek langs de Barbarijse Kust het begin van een nieuw, verwoestend imperialisme.
Erik de Lange is als universitair docent in de Geschiedenis van de internationale betrekkingen verbonden aan de Universiteit Utrecht. Hij werkte als gastonderzoeker bij King’s College in Londen en ontving een onderzoeksbeurs van Yale University. Sinds 2024 is hij lid van het Nederlandse comité voor het VN Oceaandecennium. Zijn onderzoek gaat over de omgang met de zee in het internationaal recht en de internationale betrekkingen.