‘Dag mevrouw, hoe kan ik u helpen?’
‘Ik zoek een boek.’
(Stilte.)
Je zou willen zeggen: ‘Iedereen zoekt hier een boek,’ of: ‘U ook? Wat toevallig!’ Maar je houdt je in, niet iedereen heeft tijd voor een beetje humor.
‘Wat voor boek, mevrouw?’
(Nog steeds stilte.)
Je wacht rustig af, je steunt eerst op het ene been, vervolgens op het
andere, maar niemand ziet dat, want de balie komt tot vlak onder je borsten. De vrouw lijkt verward. Of het is alleen jouw gevoel.
‘Een boek, maar ik weet niet of zulke boeken bestaan...’
Je knikt, je moedigt haar aan.
‘waarin staat hoe schadelijk sprookjes voor meisjes zijn.’
Je zou snel willen knikken, je leest af en toe dat de tijd van Barbies en
prinsessen voorbij is, maar de vrouw is zo gespannen dat je je inhoudt.
‘Is er iets gebeurd?’
De vrouw loopt van de balie naar de voorste kasten en je volgt haar.
Ze verstopt zich bijna, je ziet alleen haar lange zwarte haren, maar haar
woorden hoor je luid en te duidelijk: ‘Ik denk dat mijn kleindochter
wordt misbruikt en niemand wil me geloven.’
Fragment uit Geheugen, geschiedenis, beschaving