Literatuur geschreven door waanzinnig genoemde auteurs staat centraal in deze literatuurwetenschappelijke studie. Outsiderliteratuur heeft een bijzondere en complexe plaats in de culturele verbeelding. Enerzijds is het een marginaal fenomeen. Anderzijds is outsiderliteratuur niet weg te denken. Ideeën over de kruisbestuiving tussen waanzin, creativiteit en authenticiteit, maar ook de overtuiging dat waanzin en literatuur elkaar uitsluiten, zijn alomtegenwoordig. Daarnaast zijn er, afhankelijk van de auteur, de tekst, de plaats en de tijd belangrijke verschillen in de commentaren bij outsiderliteratuur.
In Outsiderliteratuur biedt Arnout De Cleene een analyse van de manier waarop recensenten, wetenschappers, bloemlezers en auteurs over outsiderliteratuur spreken in de tweede helft van de twintigste en aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Dat gebeurt vanuit een discoursanalytisch perspectief. Daarvoor wordt het werk van de Franse filosoof Michel Foucault kritisch bekeken en nadien ingezet om verschillende casussen uit het Nederlands- en Franstalige gebied te onderzoeken. Bloemlezingen van gestoorde teksten of écrits bruts, literatuur geschreven door gedoemde dichters of fous littéraires, en auteurs als Jan Arends, J.M.H. Berckmans, Sophie Podolski en Simon Vinkenoog komen aan bod. Op die manier belicht deze studie de plaats die de waanzinnige auteur inneemt in het literaire spreken en krijgt de lezer een antwoord op de vraag hoe waanzin en literatuur ten opzichte van elkaar functioneren.
Arnout De Cleene studeerde cultuur- en literatuurwetenschappen. Hij cureert tentoonstellingen en publiceert over een brede waaier aan literaire, artistieke en culturele onderwerpen.