Nu steeds minder een beroep wordt gedaan op God en de goden worden deontologie en ethiek dikwijls sloganesk ingezet om stellingen kracht bij te zetten en indruk te maken. Zelden verneemt men over welke ethiek en welke deontologie het gaat, alsof er maar één ethiek en één deontologie zou bestaan. Ethiek en deontologie zijn geen synoniemen en kunnen botsen met elkaar, al gaan zij dikwijls hand in hand met een positieve weerslag op de kwaliteit van het handelen.
Hoe belangrijk ethiek en deontologie ook mogen zijn toch accepteren steeds minder patiënten/cliënten dat zij moeten ondergaan wat anderen voor hen beslissen. Om dat te verhelpen kwam de patiëntenrechtenwet tot stand, die aan een kritische evaluatie en herziening toe is. Vooral het zelfbeschikkingsrecht inzake levensbeëindiging en de praktijk van de euthanasiewet zorgen de laatste jaren voor een tweespalt. Euthanatofielen en euthanatofoben nemen zowel in België als in Nederland het voortouw en gaan elk op hun manier de wet lezen en de praktijk bepalen. Moet de praktijk de wetgeving volgen of de wetgever de praktijk? Of is er een behoefte aan een ruimere kijk op afscheid nemen en het begraven van de medicalisering van de dood?
Ivo Uyttendaele vestigde zich als zenuwarts in Mechelen en hospitaliseerde in het Imeldaziekenhuis in Bonheiden en het Psychiatrisch Ziekenhuis in Duffel, waar hij tien jaar hoofdarts was. Daarna werkte hij deeltijds in Nederland tot hij er definitief ging wonen. Hij investeerde al zijn vrije tijd in medische deontologie en was onder meer jarenlang Nederlandstalige ondervoorzitter en woordvoerder van de Nationale Raad van de Orde. Na zijn laatste mandaat schreef hij Arteria Vertebralis (Kramat 2010), een gelaagde misdaadroman die het medisch recht en de geneeskunde op de korrel neemt. Zijn oude liefde voor medische deontologie keerde daarna terug.