Freud vergelijkt het werk van de psychoanalyticus met het zorgvuldig opgraven van archeologische resten. Resten die niet levenloos noch materiƫle resten uit de oertijd zijn, maar levendige driften, libido, die het psychisch huis vanuit het onbewuste soms onbewoonbaar maken. Terwijl de architect met het construeren van een fysieke, externe ruimte het psychisch welbevinden van de bewoner beoogt, werkt de analyticus via de taal met de interne ruimte, het onbewuste en diens weerstanden. Het lichaam is taliger dan we denken; onze taal is lichamelijker dan we willen toegeven. Beide zijn huizen waar libido en de weerstand in ronddwalen en waarmee we aan de slag moeten om er een leefbaar interieur van te maken.
Hoe kan de externe ruimte de interne ruimte ten goede komen en meer vorm geven aan het affectieve, erotische leven? Of ook: hoe kan architectuur het spreken in de psychoanalytische ruimte meer vorm geven? Psychoanalyse en architectuur: een 'liaison' die nodig opnieuw onder de aandacht moet?
Met bijdragen van Marc De Kesel, Kris Pint, Paul Robbrecht, Nadia Sels, Trees Traversier en Trui Missinne. Trees Traversier is psychoanalytica van de Belgische School voor Psychoanalyse en bestuurslid van de Stichting Psychoanalyse en Cultuur. Marc De Kesel is verbonden aan het Titus Brandsma Instituut, Radboud Universiteit, Nijmegen en is bestuurslid van de Stichting Psychoanalyse en Cultuur. Sjef Houppermans is emeritus hoofddocent Franse literatuur aan de Universiteit Leiden en voorzitter van de Stichting Psychoanalyse en Cultuur.