Dit boek onderzoekt de receptie van de eerste geluidsopnamemedia, de fonograaf
en de grammofoon, in de Nederlandstalige (Nederlandse en Vlaamse) literatuur
tussen 1877 en ca. 1935. Meer specifiek wordt de dubbele hypothese getoetst dat
schrijvers een belangrijk aandeel hadden in de sociale constructie van de fonograaf en de grammofoon en dat deze media schrijvers op hun beurt stimuleerden om intens te reflecteren over de eigenheid en mogelijkheden van het 'medium' dat ze zelf produceerden: de literatuur. De eerste geluidsopnamemedia werden immers van bij het begin als fundamenteel anders of vreemd ervaren. Deze alteriteit zette een dialectisch proces in gang waarin schrijvers enerzijds zelf bepaalde gestalten en functies voor de eerste geluidsopnamemedia gingen construeren, en waarin ze anderzijds werden aangezet tot een veelkantig onderzoek van de eigenheid van de literatuur en tot een verkenning van
nieuwe literaire mogelijkheden en vormen.
Over de auteur
Tom Willaert behaalde een doctoraat in de literatuur aan de KU Leuven, waar hij momenteel actief is in het domein van digital humanities en data-analyse.