Artsen in opleiding leren gezondheidsproblemen te diagnosticeren en behandelen om mensen te helpen die een beroep doen op de gezondheidszorg. Daarvoor is veel méér nodig dan klachten en symptomen combineren tot diagnoses en daar de bijpassende behandeling bij zoeken. Een arts moet goed klinisch kunnen redeneren. Dit boek helpt studenten geneeskunde en huisartsen en specialisten in opleiding om dit onder de knie te krijgen. Klinisch redeneren wil zeggen diagnoses en diagnostische tests op waarde kunnen schatten (waarom is het niet abnormaal dat een ECG door verschillende cardiologen verschillend beoordeeld wordt, waarom kan een test wel bruikbaar zijn in de huisartspraktijk en niet in het ziekenhuis) en bij de keuze voor een behandeling de patiënt geen moment uit het oog verliezen. Maar ook: begrijpen dat een preventieve behandeling aan andere voorwaarden moet voldoen dan een curatieve, dat goede samenwerking een flinke dosis zelfkennis vereist, dat fouten bij het werk horen – maar dat de wijze waarop een arts daarmee omgaat veel narigheid kan voorkomen. Het vermogen tot klinisch redeneren is een van de belangrijkste algemene eindtermen waaraan een arts aan het eind van de opleiding moet voldoen. Deze eindtermen zijn beschreven in het Raamplan, een gemeenschappelijk document van alle medische faculteiten in Nederland. Alle onderdelen van klinisch redeneren komen in dit boek aan de orde. Studenten geneeskunde, maar ook huisartsen en specialisten in opleiding krijgen zo meer inzicht in wat zich afspeelt in ‘het geneeskundig proces’. Ook voor paramedische hulpverleners, verpleegkundigen en psychologen kan dit boek van waarde zijn. Het geneeskundig proces is geschreven door huisartsen en specialisten. In het team van auteurs zijn alle Nederlandse medische faculteiten vertegenwoordigd.