Dit boek gaat over de vraag wat zorg in de laatste levensfase geslaagd maakt in de beleving van patiënten, hun naasten en hun zorgverleners. Artsen en ethici gaan in het boek op zoek naar het ‘Higgs-deeltje’ van palliatieve zorg: onzichtbaar maar essentieel voor de samenhang en het goede begrip.
Het goede levenseinde in casussen biedt vingerwijzingen aan iedereen die belang heeft bij geslaagde zorg. Omdat dit boek zich richt op de praktijk van de zorg, dus op het beslissen en handelen van zorgverleners en zorgvragers, begrijpen we de zorgpraktijk zowel van bovenaf, vanuit de theorie, als van onderaf, vanuit de praktijk. Uit de vele casussen blijkt dat er bij geslaagde zorg aandacht was voor wat ziek-zijn en afhankelijkheid voor een specifieke patiënt betekenen: de ene patiënt ervaart een gesprek over Advance Care Planning als een mededeling over een fatale diagnose, de ander als een blijk dat de arts zijn autonomie respecteert; de ene patiënt ervaart de optie van euthanasie als een troost, de ander meent daaruit op te maken dat hem een vreselijke natuurlijke dood te wachten staat; de ene familie ziet het staken van de beademing als medische bescheidenheid, de ander als een poging om iemand te doden. Real life casussen die deze en vele andere situaties beschrijven, kunnen helpen keuzes te maken die beter bij de patiënt passen.