Esther Naschelski is drie wanneer haar ouders in 1942 naar Auschwitz worden gedeporteerd. Ze zullen nooit meer terugkeren. Esther wordt verborgen gehouden in een kinderkribbe nabij de Dossinkazerne in Mechelen en overleeft de oorlog. Na de oorlog zoekt de joodse gemeenschap haar. Esther wordt niet gevonden, want ze wordt voor een tweede maal verborgen, ditmaal door een fanatieke katholieke vrouw die haar van haar culturele roots weghoudt. Esther groeit op in een liefdeloos, kil en antisemitisch klimaat. Ze kent weinig vreugde tijdens haar jeugd en wordt ‘verstopt’ in vele pensionaten. Als jongvolwassene zoekt ze vergeefs wat het lot van haar moeder is geweest. Pas vanaf 2005, op 65-jarige leeftijd, leert Esther het ware verhaal van haar familie kennen. Ze ontdekt wie haar vader was en wordt geconfronteerd met de tragische dood van haar ouders in Auschwitz. Esthers leven verandert nu drastisch. Onvermoeibaar zoekt ze naar sporen uit het verleden en reconstrueert ze de puzzel van haar familiegeschiedenis. In haar lange en intense rouwproces vindt ze kracht in het neerschrijven van haar verhaal. Ondanks haar lijden en verdriet bloeit Esther tijdens het zoeken en schrijven open. Voor het eerst in haar leven wordt ze beluisterd, spreekt ze en vindt ze de woorden om haar waarheid te vertellen, die van een kind dat door oorlogsomstandigheden in slechte handen kwam en missen moest wat voor ieder mens zo vanzelfsprekend is: warmte en verbondenheid met een familie en cultuur. In dit boek doet Esther na meer dan zestig jaar van stilte haar aangrijpende verhaal. Op een doorleefde, intense en serene manier wil ze getuigen en sensibiliseren, opdat de wereld zou weten hoe oorlog en fanatisme levens kunnen verwoesten.
Over de auteur:
Esther Naschelski werd in haar schrijfproces begeleid door Hans Grietens, professor aan het Centrum voor Gezins- en Orthopedagogiek van de K.U.Leuven.