Na een periode van individuele bevrijding van rigide maatschappelijke en religieuze normen, gaan mensen weer op zoek naar verbondenheid en gemeenschap. Het contextuele gedachtegoed helpt deze verbondenheid te definiëren en roept ook onmiddellijke herkenning op, zowel voor de hulpverlener als voor de cliënt. Contextueel werken in de hulpverlening is een integratief model, waarbij de relationele ethiek en loyaliteit worden aangewend als motiverende krachten bij deze dynamische verbondenheid, maar waarbij de openheid voor andere modellen en dimensies noodzakelijk blijft. Om cliënten te kunnen helpen bij hun individuatie in verbondenheid, is een langdurige training noodzakelijk: de hulpverlener moet immers een evenwicht kunnen vinden tussen verbinden en scheiden, mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheden en op hun grenzen, hun belangen en die van de andere. In dit boek wordt met name het begrippenkader van de contextuele theorie (zoals uiteengezet door psychiater en gezinstherapeut Ivan Boszormenyi-Nagy) verduidelijkt en uitgediept. In een tweede deel worden de consequenties voor de therapeutische praktijk van het contextueel werken uiteengezet in functie van meer algemene aspecten van het hulpverleningsproces: parentificatie, omgaan met emoties, werken met partners, betekenis van broers en zussen. In het derde deel ten slotte worden meer specifieke problematieken uitgewerkt: sociale angst en verlegenheid, seksueel misbruik, psychische stoornissen, migratie.