De schrijfster, die op het gebied van etnologie en antropologie een wereldreputatie bezit, beschrijft in dit boek drie stammen uit het door het oostelijk gedeelte van Nieuw–Guinea, tussen welke zij enkele jaren vertoefd heeft. Dit zou op zichzelf voor een ruimere lezerskring van zeer toevallig belang een beperkte waarde zijn, ware het niet dat deze auteur haar etnologische stof altijd in sterke mate actualiseert. De drie volksstammetjes heeft zij slechts als voorbeeld gekozen, of beter gezegd: zij heeft ze als zodanig op haar weg gevonden. In de grond is het haar te doen om dieper inzicht in de eigenschappen van de beide seksen, zoals die naar algemeen oordeel door het feit van het mannelijk of vrouwelijk zijn zouden worden bepaald. Margaret Mead plaatst daartegenover haar stelling dat de sekseverschillen niet door het karakter, maar door maatschappij en opvoeding bepaald worden. Dit heeft zij geleerd door de bestudering van een zachtmoedige bergstam waarvan de beide seksen zich "vrouwelijk" gedragen, van een ruig kannibalenvolkje, waarin beide "mannelijk" initiatief en agressiviteit vertonen, en van de merkwaardige eigenschappen van een stammetje van koppensnellers waarvan de mannen opgesmukte, behaagzieke typen en de vrouwen van ruwe en bazige levensgezellinen zijn. Dit alles is zeer verwonderlijk, maar het wordt dit in nog veel hogere mate, wanneer de kundige sociologe die Margaret Mead is, sprekende en overtuigende analogieën weet aan te wijzen met de cultuurvolken en daardoor de psychologische en zelfs pedagogische betekenis van haar onderzoekingen in die verre streken actueel maakt. Hierdoor heeft haar etnologische studie en waarde die zich ver buiten het gebied van de vakkennis uitstrekt. Het is dan ook niet te verwonderen dat haar roem, die in vakkringen groot is, door heel de wereld heen is gevestigd. Een bekend Amerikaans schrijver heeft eens gezegd dat dit boek de charme van "Gullivers reizen" met die van "Alice in Wonderland" verenigt