Evenals alle zijden van het menselijk wezen heeft ook zijn godsdienstig bewustzijn in de loop der geschiedenis een evolutie doorgemaakt. Het religieuze bewustzijn is volgens de opvatting van prof. Hidding een reactie op de goddelijke openbaring. Hierbij neemt hij dit begrip in een ruimere betekenis dan het volgens de definitie van het kerkelijk dogma heeft, in ruimere zin waarin ook de oude theologie sprak van een "algemene openbaring". Het evolueren voltrekt zich volgens de schrijver in drie fasen. De verschillende volken komen achtereenvolgens tot een ontologische of naturalistische religie, waarbij de mens nog vrijwel geheel in de natuur geïntegreerd is; daarna tot een profetische woord religie, als de mensen de zelfstandigheid van de geest heeft ervaren; en tenslotte, in de unieke vorm van het christendom, tot een sociale religie van de liefde. De auteur noemt dit in "voortgaande openbaring"; daarbij blijven in elke nieuwe fase elementen uit de vorige bewaard en worden dan aangepast. De notities "bewustzijn" en "evolutie" worden in de eerste hoofdstukken van het boek besproken; daarna worden de diverse godsdienstvormen, de primitieve religie van de eerste, het boeddhisme, de religie van de Zarathoestra en de islam van de tweede fase, en het christendom, in het gegeven verband gesitueerd en gekarakteriseerd. Een beknopte bloemlezing van teksten uit de religie is zelf vormt een illustratie tot het betoog