De bekende auteur Hans-Joachim Schoeps heeft in dit boek de "geestesgeschiedenis" van onze tijd willen beschrijven, zoals hij die belichaamd ziet in het streven naar een wijsgerige antropologie en in de verschillende wijzen waarop deze door vooraanstaande denkers is ontworpen en uitgewerkt. Het eerste van de twee hoofddelen van het werk is gewijd aan vijf figuren die voor het merendeel nog tot 19e eeuw behoren, in wie de schrijver de voorbereiders ziet van de moderne tijd: Marx, Kierkegaard, Burckhardt, Nietzsche en Kafka. Het tweede hoofddeel bouwt hierop voort en geeft een levendige beschrijving van de verschillende stromingen waarin de antropologie tot een min of meer zelfstandige tak van de filosofie is geworden. Vervolgens geeft Schoeps in een derde gedeelte een uiteenzetting van "medisch-psychologische" problemen: een antropologische beschouwing over abnormale en pathologische fenomenen. In een kort slotgedeelte brengt hij enkele sterke persoonlijk gekleurde inzichten naar vore
mens en de bijbelse verkondiging. Dit laatste zal de ene lezer wellicht meer aanspreken dan de ander, maar maakt de eigen positie van de auteur duidelijk. Ook diegenen echter die op dit punt een andere weg zouden kiezen, zullen in dit boek zoveel diepzinnige en stimulerende inzichten aantreffen, dat men mag zeggen dat ieder die door het probleem van de mens wordt geboeid, het werk niet ongelezen mag gelaten.