De Bijbelse inleidingswetenschap houdt zich met enige nuchtere zakelijke kwesties bezig. Ze vraagt zich af wanneer, waartoe, waarheen en door wie ieder afzonderlijk Bijbelboek is geschreven. Het ligt voor de hand dat de antwoorden op deze vragen een onmisbare voorwaarde zijn voor een goed begrip van de inhoud van de Bijbel. In vele gevallen zijn deze vragen eenvoudig, te beantwoorden, maar in andere gevallen eenvoudig niet. De auteur van deze inleiding is bij de beschrijving van de 'menselijke' achtergrond van de verschillende boeken van het Nieuwe Testament uit gegaan van het beginsel dat de inleidingsvragen beschouwd moeten worden tegen de achtergrond van de apostolische verkondiging in de oude Kerk. Dit betekent dat hij de boeken niet ziet als tijdloze geschriften, maar als documenten uit de aller vroegste geschiedenis der Kerk. Door deze methode zijn allerlei detailvragen, die in sommige Inleidingen overmatig veel aandacht krijgen, op de achtergrond gekomen om plaats te maken voor vragen die zich bezig houden met de inhoud van de geschriften. Met andere woorden is de vraag 'waartoe' een Bijbelboek is geschreven zo uitvoerig mogelijk beantwoord. Het boek geeft ondanks zijn beknopte inhoud een helder overzicht van de nieuwtestamentische inleiding, waarbij tevens aandacht is gewijd aan de geschiedenis van de canon en de tekstkritiek.
Voor studerenden kan dit werk zonder meer een, onmisbare samenvatting van de stof genoemd worden, maar daarnaast geeft het iedere belangstellende bijbellezer een inzicht in het Nieuwe Testament is ontstaan. De laatste zal de talrijke noten achterin niet vaak raadplegen, maar een enkele blik hierin mag hem overtuigen dat de auteur de wetenschappelijke verantwoording, die voor vakgenoten onmisbaar is, overvloedig heeft gegeven.