De kunst van Johann Sebastian Bach behoort tot het hoogste dat ooit door mensen is voortgebracht, dat weet iedereen. Zij is het werk van een geest die met de uitdrukking van Leibniz de poging waagt het universum door zijn architectonische proeven te benaderen. Goethe vergelijkt de muziek van Bach met een monoloog der eeuwige harmonie, met de gedachten Gods vóór de aanvang der schepping.
Cherbuliez heeft in dit boek gepoogd de lezer iets van deze verhevenheid naderbij te brengen. Hij doet dit op de grondslag van een biografie, doch niet zo dat hij vooral bijzonderheden geeft uit het leven van de grote meester. Dit was naar het uiterlijke weinig bewogen; het speelde zich hoofdzakelijk af in een drietal Duitse steden in eenzelfde omgeving en heeft op de meeste tijdgenoten wel geen andere indruk gemaakt dan dat van een onopvallende organist en muziekmeester, die in 1730 nog een bescheiden poging deed om een beter bezoldigde betrekking te krijgen dan zijn Leipziger cantoraat, waarin hij toch nog 17 jaar zou volharden Doch binnen dit kleinburgerlijk bestaan ontplooide zich een machtige geest die een reeks onsterfelijke werken wist voort te brengen. Cherbuliez heeft hiervan de muzikale biografie willen schetsen. Hij heeft zich niet begeven in de technische bijzonderheden van harmonie en contrapunt; hij heeft willen schrijven voor degenen die de muziek beluisteren, de duidenden die jaarlijks ter Matthäus-Passion gaan, die de toegewijde hoorders zijn van de orgelmuziek, de Brandenburgse Concerten en andere werken. Voor dezen tracht de schrijver in een beknopte, heldere schets het levenswerk van de grote 18-eeuwse meester te karakteriseren en dichterbij te brengen.