Drie eeuwen, ongeveer tien generaties scheiden ons van onze voorouders der Gouden Eeuw, betrekkelijk een korte spanne tijds in de geschiedenis, en toch welk een verre onbekende wereld is ze voor de meesten van ons. Wij menen er een zekere vertrouwdheid mede te hebben door een algemene indruk die ons voorzweeft van de taferelen die Frans Hals, Jan Steen, Pieter de Hoogh en andere vermaarde kunstenaars uit die tijd hebben weergegeven op hun doeken. Maar eerlijk moeten wij bekennen dat wij met enige verbazing en onbegrip staan, wanneer wij allerlei details van de schilderstukken gaan bekijken. Waarvoor dient het merkwaardige huisraad dat die vrouw hanteert? Wat voor spijzen worden daar opgediend? Wat is de betekenis van dit of da toiletvoorwerp dat gebruikt of gedragen wordt? Wat betekent het spel waarmee een groepje kinderen zo druk bezig is? Dergelijke vragen stellen wij ons vooral bij het zien van de oud-Hollandse genrekunst voor en na, en herhaaldelijk is het voorgekomen dat geijkte namen van bekende stukken eigenlijk fout bleken, omdat men de voorstelling verkeerd geïnterpreteerd had. Slechts een veelzijdige kennis van kunst, literatuur, geschiedenis en oudheidkunde opent de wereld van het verleden. Voor de 17e eeuw is er materiaal in overvloed, maar dit wil ook zeggen dat er véé;l te bewerken valt. De schrijver van dit boek heeft zich hierop toegelegd en voortbouwend op het werk van kundige voorgangers heeft hij op zijn wijze een beeld van het oud-vaderlandse leven ontworpen dat hij ons hier voorzet.
Het privéleven is het onderwerp van het eerste deel. Nadat de schrijver een schets heeft gegeven van de uiterlijke toestand van de Republiek, van stad en land, van land-en waterwegen, beschrijft hij het Hollandse binnenhuis, het familieleven van de ochtend tot de avond, de levensloop van de burger van de geboorte tot aan het graf, zoals men pleegt te zeggen, met alles wat aan "lief en leed" daartussen ligt. Een pakkende kleurrijke beschrijving die zelf aan een genreschilderij doet denken.