Handboek supervisiekunde geeft een verdere uitwerking van het supervisieconcept zoals dat in Nederland ontwikkeld is. Hierin wordt uitgegaan van de supervisant die op basis van zelfsturing leert, waardoor de focus van de supervisor in zijn begeleiding van de supervisant verschuift van het leren in de supervisiebijeenkomst naar het leren van de supervisant buiten de supervisiebijeenkomst.Het handboek maakt een onderscheid tussen supervisie en andere werkvormen, zoals lesgeven, training, coaching, consultatie, werkbegeleiding en intervisie. Deze werkvormen worden aan de hand van expliciet gemaakte criteria van elkaar onderscheiden. Het handboek levert daarmee een bijdrage aan de ontwikkeling van een kunde van het professioneel begeleiden. De supervisiemethodiek kan daarbij als model dienen, omdat zij een vorm van laagbouw representeert die dicht bij de praktijk blijft.Handboek supervisiekunde bestaat uit vier delen. Deel 1 beschrijft supervisie vanuit vier optieken: positie, persoon, situatie en kader. Deel 2 bespreekt de uitgangspunten van supervisie. Op basis van doelen, kennis en visie ontwikkelen zich constitutieve regels, die het fundament van de methodiek vormen. Ze leveren de supervisor zoekschema’s die hem richting voor zijn handelen geven. Deel 3 biedt de lezer een thematische benadering als dwarsdoorsnede waarin de supervisiesituatie in haar belangrijkste elementen en aspecten wordt besproken: persoon, werk, leren, taakgerichte interactie, relatie en communicatie. Deel 4 geeft supervisie in een chronologisch perspectief, waarbij de zes fasen worden besproken: voorfase, contractering, beginfase middenfase, afronden en afscheid nemen.