Het was een schok toen Erwin Olaf vorig jaar onverwacht overleed, terwijl hij herstelde van een longtransplantatie. In de jaren tachtig en negentig werd hij bekend door zijn extravagante, soms seksueel expliciete foto’s. Hij liet zich inspireren door Robert Mapplethorpe, Hans van Manen en Paul Blanca en vond zijn muzen in discotheek Club RoXY te Amsterdam. Later ontwikkelde hij zich van rebelse avant-gardist tot gevierd kunstenaar. Honderdduizenden bezochten zijn exposities, van Den Haag tot Shanghai. Daarbij bleef hij zichzelf trouw als schepper van een eigen universum, die onvermoeibaar streed voor de rechten van de queer-gemeenschap.Een progressieve longziekte maakte dat Erwin Olaf zijn nalatenschap op orde wilde brengen en meewerkte aan dit boek over zijn leven en zijn werk. ‘Ik hoef er niet geweldig uit te komen. Maar ik wil wel dat het klópt.’ Mischa Cohen volgde Erwin Olaf jarenlang en kreeg toegang tot zijn archief en tot zijn leven. Hij sprak met geliefden, vrienden, collega’s, galeristen, curatoren, muzen en familie, en was aanwezig bij fotoshoots. Samen selecteerden ze foto’s uit zijn oeuvre en privéleven. En tenslotte waren er de laatste, emotionele ontmoetingen in een steriele ziekenhuiskamer.