Het kleine meisje Angica groeit op in een straatarm dorp op het Roemeense platteland. Na de dood van haar moeder wordt ze opgevoed door Mamo, haar grootmoeder met het strenge gerimpelde gezicht.
Met nieuwsgierige ogen kijkt Angica naar de harde grotemensenwereld waarin elke liefde ontbreekt. Daartegenover zet ze haar eigen sprookjestuin, haar kleurrijke taalgebruik, haar naïviteit en haar onschuldige blik. Voor Angica lijkt alles mogelijk zolang Mamo er is, zolang ze zichzelf kan blijven, zolang de dood van iemand van wie ze houdt haar niet dwingt iemand anders te worden. Maar Mamo is oud en wordt ziek.