De hippierevolutie is niet begonnen in de sixties, maar al in het fin de siècle. Tussen 1900 en 1914 wemelt het in Europa van de alternatievelingen: ze lopen, liften of trekken dansend en zingend van stad tot stad, leven in zelfgecreëerde hippieparadijsjes of idealistische landbouwkolonies, prediken de vrije seks, halen hun spirituele inzichten uit India en Tibet en experimenteren met psychedelische middelen. Het magies sentrum van de eerste hippies bevond zich in Zwitserland. Toch hebben opvallend veel bewoners van de lage landen een bepalende rol gespeeld in deze vrolijke revolutie.
De eerste hippies trekt op met de bloemenkinderen van het fin de siècle, maar onderzoekt ook de sporen die deze hippiebeweging heeft nagelaten. En daar zijn er verrassend veel van. De provo’s, de bloemenkinderen van de jaren zestig, de New Age-beweging, antivaxers en zelfs rechts-extremisten leunen op deze natuurmensen, barrevoetsprofeten, anarchisten, idealisten, utopisten en futuristen. De eerste hippies brengt voor even, maar met aanstekelijk plezier, de verbeelding weer aan de macht.