De Weimarrepubliek werd in 1918 geboren onder een weinig gelukkig gesternte, aan het einde van een verloren oorlog en te midden van een revolutie. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam ging deze Duitse democratie al ten onder.
Toch was de Weimarrepubliek veel meer dan een voorspel tot het Derde Rijk. Ze staat ook voor de emancipatie van vrouwen en Joden, een moderne verzorgingsstaat, het Bauhaus, de Dreigroschenoper en de boeken van Alfred Döblin en Thomas Mann. In dit boek wordt de Weimarrepubliek niet benaderd als een ‘republiek zonder republikeinen’, maar als een staat met grote veerkracht en potentie.
Patrick Dassen beschrijft de Weimarrepubliek van binnenuit, met behulp van dagboeken, brieven en de ‘Abelpapers’. Deze korte autobiografieën geven een unieke inkijk in de ‘ziel’ van vroege NSDAP-leden – gewone mensen die levendige verhalen schreven over gekrenkte nationale trots en de hoop op een Duitsland waarin iedereen gelijk was. Zo beantwoordt Dassen de vraag wat de Weimarrepubliek kwetsbaar maakte, waarom zij ten onder ging, en welke lessen ze ons te bieden heeft.