Zolang Inge Schilperoord zich kan herinneren is ze krampachtig bang. Niet bang voor het Grote Niets dat volgt op haar eigen dood, maar voor de dood van haar naasten. En dan meer in het bijzonder van haar schrandere en autonome oma, met wie ze een bijzonder hechte band heeft.
Bijna drie jaar geleden overleed Schilperoords oma. Om zich te dwingen vertrouwd te raken met haar dood, bezoekt ze regelmatig haar graf op Oud Eik en Duinen in Den Haag, een van de mooiste en oudste begraafplaatsen van Nederland. Hoe vaker ze er komt, hoe mooier de plek wordt. Bloemen die wortel schieten, blaadjes die loslaten, flarden van gesprekken die verwaaien, de stand van de zon en het kabaal van de halsbandparkieten hoog in de bomen. Tussen alle dode zielen die daar ongestoord kunnen zweven op windstille dagen onderzoekt Schilperoord waarom we zo krampachtig (en altijd tevergeefs) pogen de tijd te doen stollen.