Georgië is wel vergeleken met de hof van Eden. Maar het vanouds christelijke Kaukasusland bevindt zich op een breukvlak van invloedssferen. Eeuwenlang moest het van meerdere kanten de klappen opvangen en vreemde invasies ondergaan. Romeinen, Perzen, Byzantijnen, Turken en Mongolen richtten er verwoestingen aan. De Georgische ‘gouden eeuw’, het culturele en politieke hoogtepunt uit de geschiedenis, ligt bijna een millennium terug. In de negentiende eeuw kwam Georgië onder de Russische keizer. Na de revolutie van 1917 was het korte tijd onafhankelijk, tot de Sovjet-Unie het in 1921 inlijfde. Een Georgiër, Jozef Stalin, was daar tot 1953 de baas.
Sinds 1991 is Georgië opnieuw onafhankelijk. Maar Rusland heeft grote moeite met de Westerse oriëntatie van het land en steunt twee etnische minderheden binnen Georgië, de Abchaziërs en Osseten, in hun separatistische koers, ook met militaire middelen.