De verzamelde Novellen voor een jaar van Luigi Pirandello vormen een opmerkelijk hoogwaardig corpus aan
verhalen. Het eerste schreef hij in 1894, het laatste in 1936. Hij bleef steken bij 246: zijn dood belette hem zijn project – één verhaal voor elke dag van het jaar – te voltooien. De diversiteit van de verhalen, die getuigen van groot psychologisch inzicht, een buitengewoon scherp gevoel voor humor en immens mededogen, is exemplarisch voor de enorme veelzijdigheid van de schrijver: van arme Siciliaanse boeren die tevergeefs strijden tegen de clerus tot wufte stedelingen die verstrikt raken in hun eigen overspel, van een wanhopige patiënt die in een New Yorks ziekenhuis uit het raam springt tot een geëxalteerde actrice die het moet opnemen tegen een vleermuis: het hele scala aan menselijke gedragingen en overwegingen passeert de revue. Het feit dat Pirandello tevens naar hartenlust spot met gangbare literaire wetten, maakt dat zijn verhalen ook na een eeuw nog altijd uiterst modern aandoen.