De dekolonisatie van Indonesië (1945-1949) is slechts een pijnlijke epiloog bij een lange voorgeschiedenis. Daarin was een belangrijke rol weggelegd voor de kritische jongeling Sjahrir (1909-1966), die op de middelbare school in Bandoeng evolueerde tot Indonesisch nationalist. In 1929 ging hij studeren in Amsterdam, waar hij de Hollandse Maria Duchâteau ontmoette. Zij was getrouwd en moeder van twee kinderen, maar dat nam niet weg dat zij voor elkaar vielen. Maria werd Sjahrirs geliefde en strijdkameraad voor een vrij Indonesië. In 1932 volgde zij hem naar Indië, waar hij een politieke partij zou opzetten, maar ze werd teruggestuurd door het koloniale gouvernement. Hieraan danken we de vele brieven van Sjahrir aan haar; zeer afwisselende brieven, met een scherpe visie op de koloniale werkelijkheid, brieven ook vol verlangen en heimwee. Ondanks hun in 1936 gesloten huwelijk ‘met de handschoen’, zagen zij elkaar pas terug in 1947, anderhalf jaar nadat Sjahrir was uitgeroepen tot premier van de Republik Indonesia.
Deze keuze uit de brieven van een van de grootste en intelligentste figuren uit de Indonesische geschiedenis wordt voorafgegaan door een biografische schets, geschreven door Kees Snoek, oud-hoogleraar aan de Sorbonne te Parijs.