Pauline de Bok is jager. In Buit verblijft ze een jaar lang in een omgebouwde koeienstal in het oosten van Duitsland, van waaruit ze jaagt. Dagelijks bespiedt ze vanuit haar kansel zwijnen, reeën, vossen, konijnen en dassen. Soms lukt het haar een dier te schieten, andere keren zijn ze haar te slim af. Al haar buit sleept ze mee naar haar stal, ze ontweit en vilt de beesten en bewaart hun vlees, om het van kop tot staart op te eten.
De Bok neemt je mee op haar ontdekkingsreis door de jachtwereld: van de eerste pootafdruk tot het schot, van het sjouwen door storm en modder tot de lege uren in de kansel. Haar belevenissen en haar tochten door het overrompelende Duitse landschap vormen de aanleiding voor prachtige bespiegelingen over de relatie mens-dier, over sterfelijkheid en over de plaats van de mens in de natuur.