In De breekbaarheid van het goede bestudeert Martha Nussbaum verschillende opvattingen over 'moreel geluk' uit de Oudheid. Daarbij gaat ze in op het fundamentele ethische probleem van de weerloosheid van het waardevolle; dat wat de klassieke filosofen als grondleggend beschouwen voor een goed en gelukkig leven blijkt vaak kwetsbaar voor onbeheersbare invloeden van buitenaf.