Albert Speer, Hitlers lievelingsarchitect en minister van Bewapening, publiceert in 1969 zijn memoires. Terwijl hij zijn verleden herschrijft, van de nazicongressen tot de val van het Reich, voltooit hij de ultieme metamorfose tot goede nazi, die hem twintig jaar eerder voor de strop behoedde. Speer houdt vol niets geweten te hebben van de Endlösung.
Zijn leugens smeken om duiding door zowel historici als romanschrijvers. Jean-Noël Orengo neemt de handschoen op en schrijft dé roman over een van de grootste oplichters uit de westerse geschiedenis. Hij fileert cruciale episodes uit het leven van de naziminister tot op het bot, in het bijzonder de unieke bromance die van meet af aan groeit tussen Hitler en Speer: een
relatie die andere nazikopstukken tot moordzuchtige jaloezie stemde, en die gestoeld was op een complexe mix van emoties, afgunst, macht en ideologie.
Jean-Noël Orengo ontmaskert met deze uiterst actuele roman de radicale autofictie van Speer, die geen haar verschilt van het nepnieuws en de alternatieve feiten van nu. Hij laat zien dat fictie altijd verleidelijker is dan de waarheid.