Oek de Jong was nog student kunstgeschiedenis toen zijn romandebuut verscheen: Opwaaiende zomerjurken. Het bleek de roman van een generatie. De Jong koos voor het schrijverschap – compromisloos, met grote overgave en ontdekkingslust. Door te schrijven over schrijvers en schilders, dichters en denkers, zijn vriendschappen en zijn reizen ontdekte hij zichzelf en creëerde hij zijn eigen wereld. Wat in zijn romans duizenden lezers direct aanspreekt: de beeldende kracht, de sensualiteit, het psychologisch inzicht in de personages, de intense aandacht voor details – diezelfde
kwaliteiten vind je terug in dit beschouwend werk van veertig jaar. Het is een oeuvre op zich, nog
door weinigen ontdekt.
Voor deze monumentale uitgave nam Oek de Jong zijn vier essaybundels – Een man die in de toekomst springt, Brief aan een jonge Atlas, Wat alleen de roman kan zeggen en Het visioen aan de binnenbaai – nogmaals onder handen. Hij voegde ongebundelde stukken over de tijdgeest toe en schreef een autobiografisch essay, waarin hij overziet wat het hem heeft opgeleverd om zich te spiegelen in het werk van anderen.