Ze noemden haar schertsend Tientje Poets – maar in haar schoonmaakwoede ging ze over lijken… In De helleveeg keert A.F.Th. van der Heijden terug naar het decor van zijn cyclus De tandeloze tijd: we maken kennis met Albert Egberts’ tante Tiny. Ze lijdt aan smetvrees en heeft een dwangmatig scherpe tong. Voor Albert is tante Tiny daardoor even afschrikwekkend als intrigerend. Met een majestueuze beheersing van de taal voert Van der Heijden ons zijn universum binnen, en levert daarmee het bewijs van de vitaliteit van zijn schrijverschap.