Jacob Haafner zette in 1767 op twaalfjarige leeftijd voor het eerst voet aan wal in Azië. Het was het begin van een reeks omzwervingen in de wrede koloniale werkelijkheid van achttiende-eeuws India en Sri Lanka.In een openhartig reis- en liefdesverhaal, dat tegelijk een felle aanklacht is tegen koloniale uitbuiting, tekende Haafner zijn overzeese ervaringen op. Ver vóór Multatuli, en in veel opzichten verregaander, voer hij uit tegen de ‘onverzadelijke gouddorst en veroveringszucht’ van de ‘witte tirannen’. Haafner deed alle moeite zich de taal en gewoonten van de lokale bevolking eigen te maken, waaronder vegetarisme, om daaruit te concluderen dat Europa haar niets te brengen had.Thomas Rosenboom hertaalde het belangrijkste werk van deze gepassioneerde en visionaire verteller voor een nieuw publiek.