Ruim een halve eeuw later keert Paulien met haar broers terug naar hun ouderlijk huis, De Stalenburg, een ruime hoeve in de buurt van Zeist. Hoewel het pand grondig is verbouwd, hangt de geur van vroeger nog in alle vertrekken. Dwalend door de grote kamers haalt ze herinneringen op aan haar jeugd. Aan de extreem sobere, anti-materialistische levenswijze van haar ouders. Aan hun spirituele groei en hun werk voor de goede zaak. Aan de biologisch-dynamische maaltijden en de Vrije School. En aan het idee dat de wereld was verdeeld in ‘wij’ en ‘zij’. In De Stalenburg maakt Paulien Bom de balans op van een jeugd vol idealen. Welke zijn het waard om door te geven aan haar kinderen en kleinkinderen? Maar zeker ook: welke heeft ze als belastend of zelfs schadelijk ervaren? Dat ze uiteindelijk besluit om zich los te maken van de antroposofie is geen afrekening – eerder een bevrijding, of minstens het opgeluchte besef dat de wereld groter is dan die van Steiner. De ramen van De Stalenburg kunnen na jaren eindelijk open.