In De oude wegen onderzoekt Robert Macfarlane het
verband tussen paden, wandelen en de verbeelding.
Veel van het denkwerk ervoor verzette hij lopend.
Het vertelt het verhaal van ruim duizend mijl wandelen
over oude wegen, op zoek naar een route
naar het verleden – met als resultaat dat hij telkens
weer bij het heden uitkomt. Het is een onderzoek
naar de geesten en de stemmen die op oude paden
rondwaren, naar de verhalen die ze in zich dragen
en vertellen, naar pelgrimages en erfvredebreuk,
naar gezongen routes en degenen die ze zingen en
naar de vreemde continenten die er binnen landen
bestaan. Bovenal is het een boek over de mens en
zijn omgeving: over lopen als een verkenning van het
innerlijk en over de subtiele manier waarop we zijn
gevormd door de landschappen waar we ons doorheen
begeven.