Met een fraaie oorkonde en een gevelsteen werd Bertha Margaretha van der Hof-Kooijman na de oorlog gelauwerd als ‘de moeder van het Rotterdams verzet’. In illegale kringen leek de heroïsche reputatie van ‘tante Bertha ’onomstotelijk, vooral omdat in het laatste oorlogsjaar een uiterst gewelddadige knokploeg haar villa aan de Mecklenburglaan als uitvalsbasis voor overvallen en liquidaties gebruikte. Zelfs de plaatselijke autoriteiten roemden haar toewijding aan de illegaliteit. Maar al snel kwamen er barsten in het, zo bleek, voornamelijk door haarzelf opgepoetste imago. Tante Bertha zou geld en goederen die Joodse landgenoten haar tijdens de bezetting in bewaring hadden gegeven, verduisterd hebben. Ook zou ze Joden hebben beloofd naar Zwitserland of Engeland te helpen ontsnappen, om ze vervolgens in de handen van de Duitsers te spelen. Nog geen twee jaar na bevrijding zat de moeder van zeven kinderen achter de tralies, om een paar jaar later toch te worden vrijgesproken. In Tante Bertha. De val van een Rotterdamse verzetsmoeder ontrafelt Gerard Groeneveld het dubbelleven van tante Bertha en komt de waarheid eindelijk aan het licht.