Volgens velen is de Hacquartstraat de mooiste straat van Amsterdam-Zuid. De toonaangevende en enigszins rebelse architecten Philip Warners en Gerrit Jan Rutgers ontwierpen de straat in de twintigste eeuw in de sfeer van de spraakmakende Amsterdamse School. De prachtige huizen werden al snel bewoond door de hogere echelons van de gegoede burgerij, en ook ambtenaren, ondernemers en vertegenwoordigers van ‘vrije beroepen’ zoals artsen en advocaten vestigden zich in de mooie straat en leefden er hun bevoorrechte leven. Door de lange Tweede Wereldoorlog (1940-1950) vormde de straat opeens een heel ander decor. Voor een kleine honderd Joodse bewoners werd hun huis in de Hacquartstraat hun laatste vrijwillige adres. De roof van onroerend goed door Duitsers, gretig geholpen door Nederlanders, leverden lange tijd voor problemen voor de nieuwe bewoners van de huizen in de straat. De familie Schöffer is de verbindende factor tussen het verleden en heden door jarenlang een verboden pension te voeren in de straat. Het ‘beroemd gezellig huis’ van deze bewoners van het eerste uur en verzetsstrijders tijdens de oorlog, zorgde er tot het einde van de twintigste eeuw voor dat generaties studenten en conservatoriumleerlingen een aangenaam verblijf in de hoofdstad kregen. John Kleinen brengt de vergeten bewoners van de Hacquartstraat weer tot leven en maakt van de straat een lieu de mémoire.