De Nederlandse politiek van enkele eeuwen geleden was veel inclusiever dan we denken. Rond 1800 beleefde Nederland roerige tijden: het waren jaren van revolutie, strijd tegen Oranje en de Belgische Opstand. Tegen deze achtergrond namen individuen en groepen die niet behoorden tot de stedelijke, protestantse, mannelijke bestuurselite toch volop deel aan het politieke proces.
Zij deden dat door gebruik te maken van het belangrijkste politieke instrument van hun tijd: het indienen van verzoekschriften en petities. Alle autoriteiten in het land, van dorpsbestuurders tot de koning, besteedden veel van hun tijd aan het behandelen van verzoekschriften. Het recht van petitie werd beschouwd als een fundamenteel politiek recht, al kregen petitionarissen ook stevige kritiek te verduren.
Politieke participatie wordt vaak gereduceerd tot de periodieke deelname aan verkiezingen. Besluitvorming is vooral bestudeerd op het niveau van de macht. Tot ver in de moderne tijd ging aan besluiten echter een heel traject vooraf van het opstellen en ondertekenen van petities. Joris Oddens schrijft deze vergeten praktijk terug in de geschiedenis. Het inzicht dat Nederland eeuwenlang een petitiesamenleving was, geeft een impuls aan het hedendaagse debat over democratische vernieuwing.