De jaren zeventig van de vorige eeuw waren de jaren van hooggestemde verwachtingen van de politiek, van activisme en idealisme; maatschappijhervorming stond hoog op de politieke agenda. Maar het waren ook de jaren van diepe maatschappelijke en politieke tegenstellingen. In dit gepolariseerde klimaat ontstond de confessionele fusiepartij CDA en groeide een conservatieve tegenbeweging. Daarbij verslechterde de internationale economie na de oliecrisis van 1973, kwamen verouderde industrieën in zwaar weer terecht, steeg de werkloosheid en kwam er een einde aan een lange periode van welvaartsgroei. Deze sociaal-economische kentering leidde tot toenemende onzekerheid en instabiliteit. Economische denkbeelden gingen op de schop en de houdbaarheid van de welvaartsstaat kwam ter discussie te staan.
In dit tiende deel in de serie ‘Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945’ onderzoekt een team van parlementair historici hoe de landelijke politiek functioneerde in de context van voornoemde ontwikkelingen. Hoe gingen parlement en kabinet in de periode onder de achtereenvolgende minister-presidenten Biesheuvel, Den Uyl en Van Agt om met de toegenomen buitenparlementaire druk? Wie bepaalden de politieke agenda? Wie slaagden er al dan niet in om doelstellingen te verwezenlijken?
Het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis is een samenwerkingsverband van de Radboud Universiteit en de Stichting Parlementaire Geschiedenis.