Adolf Menko (1888-1963) kwam uit een joods gezin met veertien kinderen en was na de Tweede Wereldoorlog de enige overlevende van zijn generatie. Twee broers waren een natuurlijke dood gestorven, alle andere broers en zusters en vele van hun aangetrouwde familieleden en nakomelingen waren vermoord. Dat lot trof in Mauthausen ook Adolfs eigen zoon Siegfried.
Veertien kinderen is geschreven door een kleinzoon van Adolf, Fred Menko. Vele ontstellende geschiedenissen komen voorbij: Westerbork, Auschwitz, Sobibor, Mauthausen, Het Apeldoornsche Bosch, de kampen voor dwangarbeid, de tragiek van de Joodse Raad. Ontzagwekkend was de moed van de jeugdige Palestinapioniers en het heldhaftige verzet van vele dominees.
Veertien kinderen geeft een beklemmend beeld van racisme, vervolging, deportatie en moord, een geschiedenis die ook nu nog nauwelijks te bevatten is.
Fred Menko werd geboren in 1951 in Enschede in een joods gezin als de jongste van twee broers. Hij studeerde geneeskunde in Groningen, werd internist in Leiden en klinisch geneticus in Amsterdam. Hij begon dit boek als een documentatie van zijn familiegeschiedenis, maar het project groeide uit tot een bewustwording van gebeurtenissen waarover zijn ouders en grootouders niet spraken.