Aan de hand van de strafzaak tegen Eichmann onderzoekt filosoof en jurist Klaas Rozemond of de klassieke opvatting over het menselijke kwaad moet worden herzien.
Het morele bewustzijn van de dader is het klassieke kenmerk van het menselijke kwaad. Daarvan is sprake wanneer een mens welbewust schade aan anderen toebrengt, terwijl hij weet dat zijn gedragingen immoreel en misdadig zijn. In haar boek Eichmann in Jeruzalem stelt Hannah Arendt dat de oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann niet voldeed aan deze klassieke opvatting. Volgens Arendt miste Eichmann het vermogen om na te denken en te oordelen over zijn eigen misdaden. Hij was zich er niet van bewust dat hij door de deportaties van de Joden naar de vernietigingskampen te organiseren betrokken was bij een enorm kwaad.
In zijn boeiende boek bespreekt Klaas Rozemond onder meer Arendts opvatting over de banaliteit van het kwaad, Eichmanns verdediging, en het vonnis van de rechtbank in Jeruzalem. Daarnaast analyseert hij het geweten van nazi’s en andere Duitsers tijdens de Holocaust, het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram, het kwaad van Kaïn uit de Bijbel en van Callicles uit de Gorgias van Plato, het idee van het radicale kwaad volgens Arendt en Kant, het kwaad van Auschwitz en Westerbork, en de opvattingen van hedendaagse filosofen over het kwaad. Zijn conclusie is dat de klassieke opvatting inderdaad moet worden herzien. Niet het morele bewustzijn van de dader, maar het oordeel van de rechter en de toeschouwers is bepalend voor de vraag of de dader een vorm van kwaad heeft begaan.
Klaas Rozemond is filosoof en jurist. Hij is auteur van het succesvolle Filosofie voor de zwijnen.