In Tijd en vrije wil ontwikkelt Nobelprijswinnaar Henri Bergson een theorie van de geleefde tijd. Hij laat overtuigend zien dat wij een te kwantitatief begrip van tijd hebben. Een voorbeeld is de analoge klok, die tijd ruimtelijke weergeeft. Ook de wetenschap vertaalt temporele fenomenen (zoals het leven, bepaalde gevoelens) graag in kwantitatieve termen. Hierdoor lijkt alles zich te laten uitrekenen en te vatten in formules. Deze neiging heeft nefaste gevolgen voor de vrije wil, die zich juist onttrekt aan berekenbaarheid. Tegenover deze kwantitatieve opvatting ontwikkelt Bergson in Tijd en vrije wil een kwalitatief begrip van tijd, waarin de ervaring van de tijd wordt begrepen als proces, als 'duur'.