Een Schricklijck Jaer gaat over de oorlog in 1672 in het noorden van de Republiek. Het boek begint met wat er aan het jaar 1672 voorafging, want niets gebeurt zo maar, geen enkele oorlog komt ineens uit de lucht vallen. Hoe heeft het zover kunnen komen in deze machtige, welvarende en bloeiende Republiek? In het kort wordt geschetst hoe de nog jonge Republiek is georganiseerd, waar de rijkdom vandaan komt en hoe deze welvaart leidt tot hoogtijdagen van kunst en cultuur. De relaties van de Republiek met de omringende landen komen aan bod, maar ook de verhoudingen onderling tussen het gewest Holland en het noordoostelijk deel van de Republiek.
Het boek beschrijft ook de aanval op de Republiek in 1672. Wie waren die aanvallers en welke onderlinge verbintenissen waren zij aangegaan? Ook hier wordt de situatie in het noordoosten uitgelicht en komt de nadruk op het beleg van Coevorden en Groningen en alles wat daarop volgde. Wat na 1672 gebeurde, maakt ook deel uit van het boek. Het was op 31 december 1672 niet ineens over met alle ellende, ook niet voor Coevorden, dat door een huzarenstukje ontzet werd op 30 december. In de jaren 1673 en 1674 ging de oorlog nog steeds door, met bizarre hoogte- en dieptepunten. Afsluitend wordt in het kort geschetst wat de gevolgen waren van de oorlog.
Oorlog bestaat echter niet alleen uit legeraanvoerders, soldaten, omtrekkende bewegingen en wapens. Oorlog gaat ook over gewone mensen in een ontwrichte maatschappij. Die gewone mensen in deze uitzonderlijke situatie passeren in dit boek eveneens de revue, daar waar ze door hun nagelaten brieven, dagboeken en rekeningen weer tot leven gewekt kunnen worden. Hoe zag hun maatschappij eruit, hoe leefden zij samen: de regenten, de predikanten, de burgers, de boeren? De hoofdrolspelers van het jaar 1672, zowel vriend als vijand, hebben een apart podium gekregen in dit boek. Zij zijn letterlijk en figuurlijk in kaders uitgelicht om hun de ruimte te geven die hun vanuit geschiedkundig oogpunt toekomt.
In dit boek gaat het om gebieden in de periferie van de Republiek: het noordoostelijk deel met de gewesten Overijssel en Stad en Lande (de latere provincie Groningen) en niet te vergeten de Landschap Drenthe. De gebieden waar twee zielenherders, de bisschoppen van Keulen en Münster, hebben huisgehouden. Het gaat vooral over de lotgevallen van inwoners in de steden Coevorden en Groningen. Want juist daar worden op het dieptepunt van het Rampjaar 1672 twee belangrijke overwinningen geboekt. Twee zeges die het moreel in het westen, dat inmiddels tot onder nul gedaald was, weer flink wisten op te vijzelen. Desondanks behandelen de meeste boeken over deze periode de gebeurtenissen in het noordoosten slechts marginaal. Meestal ligt de focus op het machtige en rijke Holland. Onterecht en Een Schricklijck Jaer laat de geschiedenis voor het noorden van de Republiek tot zijn recht komen.