Na de dood van zijn moeder besluit Joseph Pearce de balans van zijn leven op te maken. De schrijver, die opgroeit in een liefdevol gezin en in de bedrijvigheid van een groothandel in koloniale waren, kampt met zijn seksuele geaardheid en voelt zich als zoon van een Joodse Duitser sterk verbonden met de geschiedenis van het Joodse volk. In het Vlaanderen van de jaren vijftig en zestig geen vanzelfsprekendheid.
Geconfronteerd met een heroplevend antisemitisme in een wereld vol conflicten pleit hij voor nuancering en wederzijds begrip. Dit zelfportret, doordesemd van Joodse zelfspot, biedt een oprechte en gelaagde blik op vreugde en verdriet.