Het koloniale en racistische verleden bezwaart meer dan ooit ons collectieve geweten. Straatnamen, boeken, standbeelden en oude gewoontes liggen onder vuur, vaak om begrijpelijke redenen. Toch lijkt de grens tussen een heilzaam schuldbesef en een verontwaardigingsverslaving stilaan te vervagen. Intussen wuiven identitaire bewegingen de misdaden van vroeger weg om de trom van de trots te kunnen roeren. In deze sfeer wordt een gesprek over de ingewikkeldheid van het verleden erg moeilijk.
Dit boek gooit het over een andere boeg. Navigerend tussen de schaamte van links en de eigendunk van rechts stuurt het aan op de herontdekking van Vlaanderens aartsvader, Hendrik Conscience (1812-1883). Ooit geprezen als de man die zijn volk leerde lezen, nu verguisd als de verspreider van ultranationalistisch, racistisch en kolonialistisch gedachtegoed: meer dan wie ook belichaamt Conscience het slechte geweten van Vlaanderen. Maar waarom eigenlijk? Telt zijn omvangrijke oeuvre zoveel zwarte bladzijden? Wat vond hij bijvoorbeeld van migratie, slavernij en koloniale expansie?
Het slechte geweten van Vlaanderen zoekt het uit en demonstreert waarom een beschuldigde altijd het voordeel van de twijfel verdient.