De zee is een bron van vertellingen. Mythen, sagen, sterke verhalen. Sommige op waarheid berustend, andere helemaal verzonnen. Een Oudnoors geschrift uit de dertiende eeuw, de Koningsspiegel, houdt ons al voor dat mensen geneigd zijn te denken dat alleen waar kan zijn wat ze zelf gezien hebben. De nautische geschiedschrijving staat vol voorbeelden.
Amerigo Vespucci’s maansafstandmeting in 1499, de eerste ooit, is nog steeds omstreden. Het Nova Zembla-verschijnsel, het vroegtijdig weerzien met de zon nog voordat de poolnacht ten einde is gekomen, is een ander voorbeeld. De Gunnbjørn-scheren tussen IJsland en Groenland zijn nooit gevonden, maar hebben lang op zeekaarten gestaan. Fantoomeilanden en mythische zeemonsters: waren het luchtspiegelingen? Soms lijken het de geschiedschrijvers zelf te zijn geweest die mythen in de wereld brachten. Bijvoorbeeld over het lang gezochte Zuidland, dat niet bleek te bestaan. Of het idee dat de Vikingen een ‘zonnesteen’ gebruikten als richtingzoeker.
Deze verhalen, samengebracht door Siebren van der Werf, omspannen een periode van bijna drieduizend jaar. Van der Werf verdiepte zich in historische waarnemingen van zeevarenden en laat zien hoe de navigatie door de eeuwen heen veranderde, maar ook wat hetzelfde bleef. Odysseus vond zijn thuis- eiland, Ithaka, door te koersen op de op- en ondergaande sterren. Tweeduizend jaar later ontdekten Groenlandse Vikingen op die manier Amerika, en vond Kupe het land Aotearoa, later bekend geworden als Nieuw-Zeeland. De sterren waarop we nu koersen zijn dezelfde die Odysseus thuisbrachten.