Een jaar lang verruilden Jasper van Kuijk, zijn vrouw Ems en hun drie zoons (Acht, Zes en Vier) de Delftse binnenstad voor het Zweedse platteland nabij Karlstad. Zweden: het land van Van Kuijks moeder, zijn bonusland. Ze zagen het als een kans om de Zweedse taal en cultuur beter te leren kennen en de drukte en dynamiek van het leven in de stad achter zich te laten.
Uiterst geestig en liefdevol beschrijft Van Kuijk wat zo’n emigratie behelst. De uitdaging om een heel leven te verplaatsen: het zoeken van een school en een huis, gedoe met autoriteiten als gemeente en belastingdienst, je plek en draai vinden in een gemeenschap. Het romantische idee van een ideaal land waar je wilde aardbeien kunt plukken en elanden in je tuin kunt zien lopen tegenover de realistische, soms minder rooskleurige werkelijkheid.