‘In de file op de ringweg kwam het zomaar bij hem op. De gedachte aan God. En aan zijn gevoel voor humor in het bijzonder. Ja, hij wist het nu zeker. Als God bestond was hij een humorist.’ Dat schiet de jonge kunstenaar die net in Berlijn een kamer heeft gehuurd te binnen. Islamitisch opgevoed als zoon van een Egyptische vader en een Nederlandse moeder groeide hij op in Egypte, een verleden dat hij achter zich heeft gelaten. Zoals blijkt in het aangrijpende openingsverhaal, waarin hij naar zijn geboorteland terugkeert om zijn stervende grootvader een laatste groet te brengen. Warm, helder en licht, dat kenmerkt al Fouads verhalen.