Elf jaar oud is Willem Nijholt als hij in januari 1946 uit het Japanse interneringskamp wordt bevrijd en met een repatriantenschip vanuit Indië in Nederland aankomt. Hij memoreert, in tekst en met foto’s uit zijn privéarchief, hoe hij werd opgevangen in een klooster en bij familie. Onbeschroomd en met veel taalplezier vertelt hij over zijn jonge jaren en zijn ontluikende (homo)seksualiteit in de bekrompen jaren vijftig. En terwijl hij droomt van een toneelcarrière, zijn er steeds de aangrijpende herinneringen aan zijn moeder in het kamp.