Op een middag in 1951 stappen twee Amerikaanse professoren in Drenthe uit de bus. Hun doel: antropologisch veldwerk op het Nederlandse platteland. Dat hadden buitenlandse wetenschappers nog nooit eerder gedaan. Te voet bereiken John en Dorothy Keur het geïsoleerde boerendorp Anderen. Maandenlang bestuderen ze er de inwoners in hun dagelijks leven ‘vol behaaglijkheid en vrede’: de boeren met hun paard-en-wagen, de vrouwen met hun visites, de jeugd op het dorpsfeest. Voor de onderzoekers is het alsof ze een eeuw worden teruggeworpen in de tijd. Het contrast kan niet groter zijn met Amerika, het land van auto’s, ijskasten en Coca-Cola. Toch ontstaat er tussen de professoren en de dorpsbewoners een warme band. Maar niemand lijkt zich bewust van de politieke krachten die op de achtergrond aan het werk zijn. Midden in de Koude Oorlog blijkt de lange arm van de CIA te reiken tot het Drentse platteland.