Het is 1944. De zestienjarige Janna uit Zeeland moet plotseling gaan werken voor de Duitse militairen die in haar dorp zijn gestationeerd. Als haar vrienden haar vragen ‘een klusje op te knappen’, zit Janna gevangen tussen twee uitersten: blijft ze haar werk voor de Duitsers doen, die toch best aardig tegen haar zijn? Of kiest ze voor de onzekere zaak van het verzet? Zeventig jaar later wordt de ras-Amsterdamse Ize door haar ouders naar Zeeland gestuurd, waar haar oma woont.
In eerste instantie ziet ze op tegen dat suffe Zeeland, maar dan vindt ze een foto van Janna, een meisje dat erg op haar
oma lijkt. Als haar oma schrikt en haar vraagt ‘dit hele verhaal’ met rust te laten, is Izes nieuwsgierigheid gewekt.